Beleggingen

Verklaring beleggingsbeginselen

Doelstelling beleggingsbeleid
Stichting Pensioenfonds HAL (Fonds) voert de pensioenregeling uit voor het personeel van de aangesloten rechtspersonen. Hieronder worden verstaan de rechtspersonen waarvan HAL Holding N.V. (HAL) direct of indirect aandelen houdt, indien en zolang die rechtspersonen op aanwijzing van HAL de uitvoering van de pensioenregeling bij het Fonds hebben ondergebracht.
Binnen de kaders van de risicohouding, zal het vermogen van het Fonds worden belegd teneinde een zo hoog mogelijk rendement te behalen dat consistent is met de gewenste financiële positie, de mogelijkheid de nominale uitkeringen aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden conform het pensioenreglement zo goed mogelijk te garanderen tegen voor HAL redelijke kosten.
De basis van het beleggingsbeleid vormt de benodigde vijftienjarige cashflow voor de geprognosticeerde reële uitkeringen en kosten plus EUR 15 miljoen, waarbij is opgemerkt dat het Fonds geen toeslagambitie heeft.
Teneinde een optimale verhouding tussen solvabiliteit, netto-premiebijdrage en toeslagambitie te bereiken, dient het beleggingsbeleid in het teken te staan van een zorgvuldige afweging tussen beleggingsrendement en beleggingsrisico.
Meer informatie over het beleggingsbeleid vindt u in de Verklaring beleggingsbeginselen en het jaarverslag.

Verantwoord beleggen
Aan verantwoord beleggen – ook wel ESG (dit staat voor Environment, Social, Governance) of duurzaam beleggen genoemd – wordt onder meer invulling gegeven door uitsluiting van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, distributie of andere activiteiten rondom clustermunitie.

Het Fonds heeft het thema verantwoord beleggen in bredere zin betrokken in de evaluatie van het beleggingsbeleid. Dit heeft geleid tot een verdere invulling van verantwoord beleggen. Het Fonds is van mening dat een fundamentele analyse van een onderneming waarbij ESG betrokken wordt, de beste manier is om een onderneming op duurzaamheid te kunnen beoordelen. Dit is in praktijk precies het terrein waarop een beheerder van een actief aandelenfonds zijn vaardigheden kan tonen. Voor een passief aandelenfonds kan, gezien de beperkte omvang van de beleggingen van het Fonds hierin, slechts aangesloten worden bij een standaard index die het best overeenkomt met de wensen over ESG van het Fonds. Deze evaluatie heeft geleid tot de volgende richtlijnen voor de invulling van verantwoord beleggen.

Voor het passief beheerde aandelenfonds:
•          Uitsluiting van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van, distributie van of andere activiteiten rondom wapens of tabak, en op basis van het zogenaamde VN-pact, gebaseerd op research van de FTSE Responsible Investment Unit.
•          Beïnvloeding/engagement via Investment Stewardship.

Voor het actief beheerde aandelenfonds:
•          De beheerder moet met gezond verstand ESG c.q. duurzaamheid bij zijn analyses betrekken en het Fonds daar regelmatig expliciet over rapporteren.
•          Uitsluiting van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van, distributie van of andere activiteiten rondom wapens of tabak.

Voor de vastrentende waarden:
Het Fonds zal niet beleggen in ondernemingen die op de lijst staan die wordt gepubliceerd door de FTSE Responsible Investment Unit.

Het beleggingsbeleid van het Fonds wordt regelmatig met de belanghebbenden besproken en uit deze gesprekken zijn nog geen expliciete, eenduidige wensen ten aanzien van verantwoord beleggen naar voren gekomen. Hieruit concludeert het Fonds dat er onder de belanghebbenden draagvlak bestaat voor het tot nu toe gevoerde beleggingsbeleid. Het Fonds hecht veel waarde aan de communicatie met de werkgever en de leden van het verantwoordingsorgaan ten einde draagvlak te behouden c.q te creëren en om de wensen met betrekking tot dit onderwerp verder te inventariseren.

Daarnaast vindt het Fonds het belangrijk zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden hierover te informeren. Dit doet het Fonds o.a. door de publicatie op de website van de Verklaring beleggingsbeginselen en het jaarverslag.
Nationale en internationale wetgeving vraagt van pensioenfondsen dat zij hun (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden over hun beleid inzake verantwoord beleggen informeren. Het gaat hierbij om twee verordeningen: de Informatieverschaffingsverordening (SFDR) en de Taxonomieverordening.

Wat betekenen deze verordeningen voor het Fonds?
Het Fonds heeft voor zijn beleggingen procedures opgesteld om te komen tot de juiste besluiten.
De SFDR bepaalt dat pensioenfondsen informatie moeten verstrekken over hoe de relevante duurzaamheidsrisico’s voor het betreffende pensioenfonds worden meegenomen in deze procedures. Tevens vraagt de SFDR inzicht te geven in hoe duurzaamheidsrisico’s worden meegenomen in de beleggingsbeslissingen voor de pensioenregeling(en).
Het Fonds maakt geen onderscheid in hoe zij duurzaamheidsrisico’s op deze twee niveaus meeneemt. Onderstaande toelichting geldt dus voor beide niveaus.



Hoe gaat het Fonds om met ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren?
Duurzaamheidsrisico’s zijn gebeurtenissen of omstandigheden op ecologisch, sociaal of governance (ESG) gebied die een negatief effect op de waarde van een belegging kunnen veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn klimaatverandering en vervuiling (ecologisch gebied), mensenrechtenschendingen en productaansprakelijkheid (sociaal gebied) en beloningskwesties en corruptie (governance gebied).
Dit soort risico’s kunnen de waarde van de beleggingen negatief beïnvloeden. Het Fonds houdt in zijn beleggingsbeleid rekening met deze duurzaamheidsrisico’s, zoals onder het kopje “Verantwoord beleggen” beschreven.

De Europese verordening SFDR bepaalt dat een pensioenfonds aan moet geven of het de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren meeneemt. 
Het Fonds houdt op dit moment geen rekening met de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren, in de zin van artikel 4 van SFDR.

Het Fonds weegt, zoals hierboven beschreven, verschillende ESG-criteria mee bij zijn beleggings-beslissingen. Maar het Fonds weegt niet specifiek mee wat de ongunstige effecten van beleggings-beslissingen zijn op de duurzaamheidsfactoren zoals gedefinieerd in SFDR. Het Fonds heeft dus een eigen keuze gemaakt inzake welke criteria het meeweegt.
Wetgeving geeft pensioenfondsen de ruimte om een eigen due diligence aanpak te kiezen. De wetgeving lijkt niet bedoeld om partijen te dwingen om een uitgebreide due diligence rapportage over een groot palet aan indicatoren te doen. In de sectorbrief van de AFM d.d. 16 december 2020 staat dat pensioenfondsen rekening mogen houden met de omvang, aard en complexiteit van haar activiteiten en producten. Ook laat de AFM weten dat het rekening houden met de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren een wezenlijke impact zou hebben op de rapportageplicht van pensioenfondsen, hetgeen het Fonds niet wenselijk acht.

Betrokkenheidsbeleid
Uit de wetgeving van de Europese Shareholder Right Directive II volgt dat het Fonds in beleid moet vastleggen hoe het zich opstelt als betrokken aandeelhouder.

Het Fonds belegt niet zelf direct in aandelen, maar doet dit alleen via aandelenfondsen. Deze aandelenfondsen worden beheerd door gespecialiseerde beheerders. Het Fonds maakt, waar mogelijk, voor de engagement en het stembeleid dan ook gebruik van deze beheerders.

Transparantie beloningsbeleid
De SFDR schrijft voor dat het pensioenfonds aangeeft op welke wijze haar beloningsbeleid in lijn is met de integratie van duurzaamheidsrisico’s.
Het Fonds houdt bij haar beloningsbeleid geen rekening met duurzaamheidsrisico’s. Het beloningsbeleid van het Fonds voldoet aan de Code Pensioenfondsen.

Productkenmerken
De Informatieverschaffingsverordening vraagt pensioenfondsen een keuze te maken over hoe zij hun pensioenproduct positioneren:
– een product dat ecologische of sociale kenmerken promoot (artikel 8);
– een product dat duurzame belegging tot doel heeft (artikel 9);
– geen van beide (‘overig product’).
Het Fonds kiest ervoor om het pensioenproduct te positioneren als “overig product”. Het Fonds heeft ESG weliswaar opgenomen in haar evaluaties, maar duurzaamheidsrisico’s niet specifiek in de beleggingsbeslissingen geïntegreerd. Ook wordt er geen rekening gehouden met de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico’s op het rendement van de financiële producten. De reden hiervoor is dat de maatschappelijke opvattingen en wetgeving op het gebied van verantwoord beleggen nog volop in ontwikkeling zijn en het Fonds in het kader van de Wet Toekomst Pensioenen keuzes moet maken die mogelijk van invloed zijn op het beleggingsbeleid. Het Fonds zal deze ontwikkelingen volgen en indien gepast de huidige keuze om geen rekening te houden met de belangrijkste ongunstige effecten in heroverweging nemen. Bij deze heroverweging neemt het Fonds de kwaliteit, inspanning en kosten van de rapportages mee. Deze heroverweging kan ook nog beïnvloed worden wanneer de werkgever, de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden willen dat het Fonds rekening houdt met de wettelijke ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsrisico’s.

Op lange termijn verwacht het Fonds geen effect op het rendement door het geen rekening houden met de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico’s. Daarnaast verwacht het Fonds dat de rapportageverplichtingen tot hogere kosten zullen leiden.